Colossians 3

1Indiën gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods.
 gij dan met Christus Dit besluit ziet op Col 2:12, Col 2:14, waar Paulus getuigd had dat wij door den doop met Christus begraven en opgewekt zijn, om te bewijzen dat wij noch de ceremoniën der wet, noch de leer der filosofie, noch de menselijke inzettingen nodig hebben. Waaruit hij ook nu deze vermaningen trekt; zie de aantekeningen op Col 2:12, Col 2:14.
,
 die boven zijn, Dat is, de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid, waarvan Christus in den hemel het bezit ingenomen heeft, mitsgaders de geestelijke gaven tot de zaligheid nodig, die Christus aan de rechterhand Zijns Vaders aan Zijne gemeente mededeelt, gelijk Act 2:33; Eph 4:8, enz. verklaard wordt.
2Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
 Bedenkt de dingen Dat is, bevroedt die en tracht daarnaar, gelijk dit woord ook elders wordt genomen; Rom 8:5.
,
 die op de aarde zijn Dat is, aardse en vergankelijke dingen, Phi 3:19; of menselijke en aardse inzettingen, die met het gebruik vergaan, waarvan hij tevoren ook had gesproken.
3Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.
 gij zijt gestorven, Namelijk der zonde en der wereld. Zie Rom 6:2, enz.
,
 uw leven is met Christus Dat is, uw geestelijk en onvergankelijk leven. Want al hebben de gelovigen enige beginselen daarvan, nochtans blijkt dat voor de wereld niet, en zijzelven verwachten de volheid daarvan in Christus en met Christus, uit den hemel, met ene hoop, die niet bedriegt; Rom 8:24-25.
,
 verborgen in God Dat is, gelijk Christus ter rechterhand Zijns Vaders is in het bezit Zijner heerlijkheid, hoewel zulks voor de ogen der wereld is verborgen, alzo wordt ook het leven, dat ons in Christus en met Christus toekomt, aldaar bewaard om te Zijner tijd aan ons geopenbaard te worden voor de ogen der gehele wereld; 1Pe 1:4-5, enz.
4Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
 zal geopenbaard zijn, Namelijk door Zijne komst ten oordeel, om ons Zichzelven in heerlijkheid gelijkvormig te maken. Zie Phi 3:21; 1Jo 3:2.
,
 Die ons Leven is, Dat is, de fontein en oorzaak van ons geestelijk en eeuwig leven; Heb 2:10.
5Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.
 Doodt dan Namelijk meer en meer; want hij heeft tevoren gezegd, dat zij alrede gestorven waren, vs.3, namelijk, ten aanzien van de heersende macht der zonde, hoewel de overblijfselen daarvan allengskens meer en meer moesten teniet gedaan worden; Rom 6:12, enz.
,
 uw leden Dat is, de kwade bewegingen, die nog in uwe leden zijn, of, die als leden zijn van dit lichaam der zonde, gelijk hij tevoren heeft gesproken, Col 2:11; want gelijk de mens door de leden zijns lichaams zijns werkingen uitvoert, alzo werpt ook deze verdorvenheid in den mens door hare verscheidene begeerten, hare lusten uit, tenzij die door Gods Geest van ons wederstaan en gedood worden. Zie Rom 8:13-14.
,
 die op de aarde zijn, Alzo noemt de apostel de kwade begeerten, omdat zij den mens altijd tot aardse dingen bewegen, namelijk tot begeerlijkheid des vleesches, begeerlijkheid der ogen en hovaardij des levens, 1Jo 2:16; waarvan wij in den hemel gans vrij zullen zijn; Rev 21:27.
,
 onreinigheid, Daardoor worden de andere soorten van onkuischheid verstaan, als overspel en dergelijke besmettingen des vleesches.
,
 schandelijke Het Griekse woord Pathos betekent zulke beweging, waardoor iemand ontucht lijdt, ook zelfs die tegen de natuur is, gelijk Paulus daarvan breder handelt Rom 1:26, enz.
,
 Afgodendienst De reden, waarom de gierigheid afgodendienst genaamd wordt, zie in de aantekening op Eph 5:5; Rev 22:15.
6Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid;
 de toorn Gods Dat is Gods rechtvaardige wraak en straf, zie Rom 1:18.
,
 de kinderen Grieks zonen, dat is, mensen der ongehoorzaamheid overgegeven, gelijk Eph 2:2, en Eph 5:6; want hoewel God ook de gelovigen, wanneer zij in enige zulke zonden komen te vallen, wel zwaar kastijdt, zo geschiedt zulks nochtans niet om hen te verderven, maar om hen tot bekering te brengen, gelijk in David en anderen te zien is. Zie Psa 6:2, en Psa 103:8, enz., Heb 12:5, enz.
7In dewelke ook gij eertijds hebt gewandeld, toen gij in dezelve leefdet.
 eertijds hebt gewandeld, Namelijk vóór uwe bekering tot Christus. Zo waren dan in hen gene werken der voorbereiding, die sommigen verkeerdelijk menen in de mensen te zijn voor de bekering, waardoor God zou bewogen worden om hen door het Evangelie tot Christus te roepen. Zie 1Co 6:11; Eph 2:2, en Eph 4:17; Tit 3:3, enz.
8Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond.
 gramschap, toornigheid, Hoe dit moet verstaan worden, zie de aantekeningen op Eph 4:26.
,
 kwaadheid, lastering, Hierdoor wordt verstaan het kwade hart, dat iemand behoudt tegen een ander, schoon de gramschap en toorn schijnt over te zijn, waardoor hij gelegenheid zoekt om zich over een ander te wreken, gelijk Kaïn tegen Abel deed, Gen 4:5. Zie ook Eph 4:31.
9Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken,
 den ouden mens Zie hiervan, gelijk ook van hetgeen de apostel zegt in vs.10 van den nieuwen mens, de aantekening op Eph 4:22, Eph 4:24.
10En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft;
 die vernieuwd Namelijk van dag tot dag, gelijk Paulus daar bijvoegt, 2Co 4:16. Want hoewel de gelovigen den ouden mens alrede hebben aangelegd en den nieuwen aangedaan, ten aanzien van de heersende kracht van beide, zo moeten dezelve nochtans daarin dagelijks toenemen, gelijk de apostel hier vermaant, door het gebruik der middelen, daartoe van God ingesteld, waarvan zie de aantekeningen Eph 4:24.
,
 tot kennis, Of, tot erkentenis. Want daartoe worden wij door den Geest van Christus in ons verstand verlicht, opdat wij God recht zouden kennen, en voor onzen God erkennen, gelijk Hij in de eerste schepping gekend en erkend was.
,
 Die hem geschapen heeft; Namelijk naar Zijn evenbeeld, Gen 1:26-27, waartoe wij nu wederom door den Geest van Christus worden herschapen, 2Co 3:18.
11Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.
 Waarin Dat is, in welken stand de wedergeboorte, ten tijde des Nieuwen Testaments.
,
 niet is Griek Dat is, voor God niet aangezien of geacht wordt opp Grieks en Jood, enz., gelijk Gal 3:28.
,
 Scyth, Dit woord doet de apostel daarbij, omdat deze onder de volken, die van de Grieken barbaren genoemd werden, wel de grofste en wreedste gehouden werden, gelijk nu nog de Tartaren, van hen afkomstig.
,
 Christus is Dat is, Christus door het geloof maakt alleen den mens, wie hij ook zij, aangenaam voor God, en de mens, van welken staat hij ook zij, vindt in Hem alleen alles ter zaligheid nodig. Zie Act 4:12; 1Co 1:30.
12Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid;
 beminden, Namelijk van God, die derhalve God weder moeten beminnen en gehoorzamen.
,
 de innerlijke Grieks de ingewanden der barmhartigheden; een Hebreeuwse wijze van spreken, waardoor innerlijke of hartelijke beweging tot enige zaak verstaan wordt. Zie Eph 4:32; Phi 1:8, en Phi 2:1.
13Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo.
 enige klacht heeft; Dat is, enige oorzaak van klacht.
14En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.
 de band der volmaaktheid Namelijk waardoor al de leden der gemeente ten volle met elkander verenigd zijn, en elkander alle behoorlijke diensten en broederlijke toegenegenheid bewijzen. Of, de band der volmaaktheid van al de Christelijke deugden, die alle in de liefde zijn begrepen, Rom 13:8; Gal 5:14. Naarmate dan dat de liefde in ons is, zo zijn ook de andere deugden in ons.
15En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar.
 de vrede Gods Namelijk niet alleen die wij met God hebben in onze conscientie door het geloof, Rom 5:1; Phi 4:7, maar ook die de gelovigen onder elkander moeten hebben, die God hun gebiedt, en waarvan Hij de oorsprong is; Mar 9:50; Eph 4:3.
,
 heerse in uw harten, Dat is, hebbe de overhand, het beleid en bestier, om alles in rust tot een goed einde te richten. Het Griekse woord is genomen van degenen, die het beleid hadden in den strijd en schouwspelen, waarvan zie breder hiervoren Col 2:18.
,
 in een lichaam; Dat is, in ene gemeente, die het geestelijke lichaam van Christus is, waarvan al de leden aan de andere in vrede moeten verbonden zijn, Eph 1:22-23.
,
 weest dankbaar Namelijk niet alleen tegen uwen naaste, om vrede met hem te houden, maar ook tegen God. Want die tegen God dankbaar is, die zal zijne gemeente niet zoeken te verstoren of te verdelen.
16Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart.
 Het Woord van Christus Dat is, de leer des Evangelies, die ons door Christus is verkondigd, en begrepen wordt niet alleen in het Nieuwe, maar ook in het Oude Testament; 1Pe 1:10-11.
,
 wone rijkelijk in u, Dat is, zijt daarmede veel bezig; want daar men mede woont daar spreekt men en verkeert men veel mede.
,
 in alle wijsheid; Dat is, om met alle eerbiedigheid daardoor in wijsheid en kennis gesticht te worden.
,
 met psalmen Van het onderscheid dezer, zie de aantekeningen op Eph 5:19.
,
 aangenaamheid Of, dankbaarheid, want het Griekse woord betekent beide. Zie Eph 4:29; Col 4:6.
,
 in uw hart Dat is, niet alleen met den mond, maar ook met het hart.
17En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.
 in de Naam Dat is, naar zijn bevel en tot zijne eer met aanroeping van de hulp van Christus. Want al deze dingen begrijpt deze wijze van spreken. Zie Psa 31:4; Mat 18:20.
18Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere.
 in den Heere Dat is, volgens het bevel des Heeren, die u zulks heeft willen opleggen. Of, alzo dat gij nochtans in deze gehoorzaamheid niet doet tegen het bevel des Heeren. Zie Act 5:29.
19Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar. 20Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in alles, want dat is den Heere welbehagelijk.
 in alles, Namelijk in den Heere, gelijk hij uitdrukt Eph 6:1.
21Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.
 tergt uw kinderen niet, Namelijk door al te grote en gedurige hardheid; zie de aantekeningen Eph 6:4.
22Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God.
 in alles gehoorzaam Gelijk vs.20.
,
 ogendiensten Zie van dit woord en het gehele vers de aantekeningen Eph 6:5-7.
,
 vrezende God Namelijk die u dezen dienst voor een tijd heeft opgelegd, en dien gij hierin ook moet gehoorzaam zijn en vrezen.
23En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen;
 niet den mensen; Dat is, niet alleen, of voornamelijk. Want die dient, moet ook de mensen dienen, maar voornamelijk den Heere, dien hij van al zijn doen rekenschap moet geven; Eph 6:7.
24Wetende, dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus.
 de vergelding Dat is, zult tot ene vergelding van uw trouwen dienst ontvangen de eeuwige erfenis der kinderen Gods, wanneer gij van alle slavernij en dienst der mensen zult vrijgesteld zijn, en de aanneming tot kinderen in u zal geopenbaard worden, Rom 8:23. Zo is dan deze vergelding niet uit verdienste, maar uit genade, alzo de erfenis onder gene verdienste valt, maar den kinderen vanwege hunne geboorte alleen, of aanneming toekomt. Zie Rom 8:15-17.
25Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geen aanneming des persoons.
 die onrecht doet, Namelijk hetzij heer of dienstknecht. Dit doet de apostel daarbij, om de ontrouwe dienstknechten te waarschuwen en de trouwe te vertroosten, dat God eenmaal wraak zal doen over de hardigheid eniger heren, daar zij hier onder moeten staan.
,
 het onrecht dragen, Dat is, de straf van het onrecht, gelijk 2Co 5:10.
,
 aanneming des persoons Of, aanneming. Zie hiervan de aantekeningen Mat 22:16; Act 10:34.
Copyright information for DutSVVA